jaarverslag 2018

Provinciale heffingen

Algemeen

Uit provinciale heffingen ontstaan inkomsten, betaald door de burgers en het bedrijfsleven. Met lokale heffingen creëren wij de mogelijkheid aanvullend (op onder meer de uitkering uit het provinciefonds) collectieve voorzieningen, zoals deze in de verschillende programma’s zijn opgenomen, te financieren. Bij het heffen gaan wij zoveel mogelijk uit van het profijtbeginsel, waarbij het uitgangspunt is dat degene die profiteert van een voorziening, voor die voorziening betaalt. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen dan bij belastingen. Deze paragraaf geeft de door Provinciale Staten vastgestelde beleidslijnen en de gerealiseerde belastingopbrengsten weer. Bij het heffen houden wij rekening met interne en externe kaders en wet- en regelgeving, waaronder verschillende artikelen uit de Provinciewet. Daaruit komt het volgende naar voren:

Lastendruk

De provinciale heffingen bepalen, zij het in geringe mate, de collectieve lastendruk en zijn dus mede bepalend voor de omvang van het besteedbaar inkomen. Wettelijk mag het bedrag van een provinciale belasting niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

Lokale heffingen moeten overheidsoptreden legitimeren

Wat krijgt de burger terug voor de betaling aan de provincie? Wij streven naar evenwicht tussen het ervaren van overheidsoptreden en de hoogte van het te betalen bedrag. In de Provinciewet staat dat provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting tot een bepaalde limiet geheven mogen worden. In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) staat dat de provinciale heffingen maximaal kostendekkend mogen zijn. Bij overtreding van deze regels kan de rechter de desbetreffende heffingsverordening onverbindend verklaren.

Realiseren sluitende begroting door minder uitgaven en niet door meer heffen

In het coalitieakkoord 2015-2019 is aangegeven dat structurele uitgaven structureel gedekt worden. Ruimte voor nieuw beleid is er uitsluitend als er wordt bezuinigd of sprake is van structureel hogere inkomsten. De opcenten motorrijtuigenbelasting zijn in 2009 voor het laatst verhoogd. Noord-Holland is de provincie met het laagste opcenten-tarief motorrijtuigenbelasting.

Provinciale opcenten 2014-2019

Provincie

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Drenthe

88,3

90,3

92,0

92,0

92,0

92,0

Flevoland

76,6

76,6

77,4

78,2

79,0

79,8

Friesland

90,3

94,1

68,8

69,4

70,0

71,1

Gelderland

87,1

89,3

88,7

89,2

89,2

89,2

Groningen

87,1

88,4

88,9

88,6

89,3

90,4

Limburg

76,6

77,9

77,9

77,9

77,9

77,9

Noord-Brabant

75,8

76,1

76,1

76,1

76,1

76,1

Noord-Holland

67,9

67,9

67,9

67,9

67,9

67,9

Overijssel

79,9

79,9

79,9

79,9

79,9

79,9

Utrecht

72,6

72,6

72,6

72,6

72,6

72,6

Zeeland

78,3

78,3

82,3

82,3

82,3

89,1

Zuid-Holland

95,0

95,0

92,0

91,4

90,4

90,4

Gemiddeld

81,3

82,2

80,4

80,5

80,6

81,4

Maximum tarief

109,1

110,1

110,6

111,0

111,8

113,2 *)

*) septembercirculaire 2018 provinciefonds

Kwijtscheldingsbeleid (art. 10 BBV)

Gelet op het karakter van de heffingen van de provincie Noord-Holland voert de provincie het beleid om geen kwijtschelding toe te passen.

ga terug